Het gregoriaans van de seculiere clerus in de Lage Landen: muziek en liturgie aan de collegiale Onze-Lieve Vrouwekerk in Tongeren (veertiende-vijftiende eeuw)

Gregoriaans
Oktober 2004 - September 2008

De Onze-Lieve-Vrouwekerk in Tongeren is niet alleen een van de oudste, maar ook een van de belangrijkste collegiale kerken in het prinsbisdom Luik en de Nederlanden. In het lokale, regionale en internationale muziekleven speelde het professioneel muziekensemble van deze kerk een belangrijke rol. De gregoriaanse kapittelbibliotheek is één van de zeldzame bibliotheken van de Lage Landen die in haar homogeniteit vrij ongeschonden tot ons is gekomen en in situ bewaard is gebleven. Als dusdanig is ze van essentiële betekenis voor de muziekgeschiedenis van de Lage Landen. Het gregoriaanse boekenbezit wordt aangevuld door diverse niet-muzikale liturgische handschriften. De kern wordt gevormd door het Liber ordinarius, uniek in zijn soort. De context waarin muzikale en liturgische evoluties tot stand kwamen, wordt gedocumenteerd in de overvloedige en goed bewaarde archieven van de collegiale kerk. Van deze kerk was Radulphus de Rivo deken van 1383 tot 1403. Tijdens zijn decanaat voerde hij ingrijpende liturgische hervormingen door, gericht op de oude Romeinse pauselijke liturgie. Een verdediging van deze vernieuwingen schreef hij neer in een aantal belangwekkende tractaten. Het concrete resultaat van deze hervormingen is terug te vinden in verscheidene muziekfragmenten en een negental koorboeken, die de oudste kern van de muziekcollectie van de collegiale vormen.

Het te bestuderen bronnenmateriaal is zowel gevarieerd als overzichtelijk en coherent, maar tot op heden werd deze collectie liturgische (gregoriaanse) boeken inhoudelijk nog nooit grondig onderzocht. Voor het internationale onderzoek is dit unieke repertoire van grote betekenis omwille van de situering in een Europese context.

Het doel van het grondig onderzoek van deze collectie is dubbel: enerzijds een inzicht te geven in de zuiver muzikale specificiteit, anderzijds ook in de liturgische eigenheid van het gregoriaans uit deze handschriften. Omdat in het gregoriaanse repertoire liturgie en muziek steeds onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, is een interdisciplinaire aanpak, waarin liturgiologie en musicologie (als hoofdwetenschappen) en paleografie en codicologie (als hulpwetenschappen) een cruciaal aandeel hebben, onontbeerlijk. Op die wijze zal dit onderzoek ongetwijfeld een belangrijke bijdrage leveren tot de kennis van het tot op heden nog steeds ondergewaardeerde repertoire van de seculiere ritus in de Lage Landen.