De oorsprong, ontwikkeling en standaardisering van de middeleeuwse historia in de Lage Landen (tiende-veertiende eeuw)

Gregoriaans
Oktober 2008 - September 2011

Een bijdrage tot de herpositionering van het gregoriaans in de Oude Muziek.

Traditioneel wordt het gregoriaans beschouwd als een repertoire dat ontstond in de Karolingische en Ottoonse periode en min of meer ongewijzigd werd overgeleverd doorheen de volgende eeuwen. De positie van het gregoriaans binnen de oude muziek valt met andere woorden volgens dit traditionele beeld samen met het zogenaamde vieux fonds-repertoire (tot ca. 1000). Nochtans gaf de voortdurende toevoeging van nieuwe feesten aan de liturgische kalender vanaf de tiende eeuw aanleiding tot het componeren van nieuwe belangrijke gregoriaanse gezangen (dus niet enkel polyfonie), in genres als de hymne, prosula, sequens, trope en officiegezangen (historiae). Als belangrijke voorbeelden kunnen Gottschalks sequens voor het feest van de Divisio apostolorum (elfde eeuw), de historia Regali natus voor de heiligverklaring van Karel de Grote (twaalfde eeuw), en Fernando de Talavera’s historia voor de bevrijding van Granada in 1492 worden genoemd. Het componeren van nieuwe historiae bleef zelfs doorgaan tot in de zeventiende eeuw. Het ontstaan van deze nieuwe gregoriaanse genres nuanceert bijgevolg het hoger vermelde traditionele beeld van het gregoriaans.

Het resultaat is dat de muziekgeschiedschrijving een vertekend beeld geeft van de liturgische muziek tijdens het Ancien Régime (middeleeuwen en renaissance in het bijzonder): ze legt bijzonder sterk de nadruk op de polyfonie, maar negeert vrijwel volledig de latere ontwikkelingen in de monofone zang, evenals de vernieuwing, kwaliteit en kwantiteit van specifieke genres. Het rechttrekken van deze verhouding tussen monofonie en polyfonie binnen de oude muziek plaatst musicologen voor een belangrijke uitdaging.

De historia biedt het ideale materiaal om deze uitdaging aan te gaan. Ze is het belangrijkste genre van ‘nieuw’ gregoriaans in de Lage Landen, en mag worden beschouwd als het meest representatieve genre van liturgische monodie, dankzij de ruime Europese verspreiding, de kwaliteit en de kwantiteit van de bewaard gebleven muziek. Het huidige onderzoeksproject wil aantonen dat het belang, de productie en de Europese uitstraling van de historiae in de Lage Landen in het toenmalige muziekleven een plaats innamen die vergelijkbaar is met die van de latere renaissancepolyfonie. Om deze uitdaging tot een bevredigend resultaat te brengen volstaan de traditionele analysemethoden niet. Voor een volledig muzikaal begrip van de historiae hanteert dit project dan ook complementaire en innovatieve methodologieën die zullen bijdragen tot een vernieuwde en integrale visie op de analyse en de historiografie van de oude muziek.